Voorganger: ds. C. de Jong. Houten
Organist: Dhr. Ad van Pelt
Ouderling: Mevr. Nel Griffioen
Diaken: Dhr. J. Kalshoven
De diensten zijn te volgen via kerkdienst-gemist
https://kerkdienstgemist.nl/stations/2491-Nieuwkoop-HG
Orgelspel
Welkom en mededelingen
Intochtslied – staande Psalm 81: 1,2,8,9
Stil gebed
Bemoediging en groet
Lied: dan bent U met ons (gitaar)
Schrijvers voor Gerechtigheid.
Hoelang al ruikt U het branden van de bossen
Hoelang al voelt U het vuur
Hoelang al ziet U de oogsten mislukken
Hoelang al vraagt U aan ons
hoelang het nog duurt
Hoelang al ziet U de opgedroogde meren
Hoelang al lijdt de natuur
Hoelang al heeft U de dieren zien sterven
Hoelang al vraagt U aan ons
hoelang het nog duurt
Kom Jezus kom
U lijkt ver bij ons vandaan
maar het is juist andersom
Heer U bent nooit weggegaan
Want U woont waar niemand meer kan leven
U bent thuis op plaatsen zonder hoop
waar de aarde niets meer heeft te geven
waar de zee de dorpen binnenstroomt
U bent vrienden met de allerarmsten
U zit naast hen in de hete zon
En zijn wij met hen
dan bent U met ons
Hoelang nog hebben uw kinderen geen eten
Hoelang nog roept U om recht
Hoelang nog vraagt U of wij U vergeten
Hoelang nog voordat wij doen
wat U heeft gezegd
Kom Jezus kom
U lijkt ver bij ons vandaan
maar het is juist andersom
Heer U bent nooit weggegaan
Want U woont waar niemand meer kan leven
U bent thuis op plaatsen zonder hoop
waar de aarde niets meer heeft te geven
waar de zee de dorpen binnenstroomt
U bent vrienden met de allerarmsten
U zit naast hen in de hete zon
En zijn wij met hen
dan bent U met ons
Gebed
Gloria lied 705: 1,4
Kinderen Nevendienst
Paasliedje (gitaar)
Het is de Heer, ik zie het goed
ik weet het zeker ’t is de Heer
hoe dat kan weet ik niet, maar ’t is de Heer
zijn gebaren hoe Hij spreekt
alsof hij nooit is weggeweest
nooit meer alleen het is de Heer
wij waren zo verward
hadden niets meer verwacht
wij waren zwak, verslapt
toen Hij werd gestraft
wij konden ’t niet meer aan
zijn toen snel weggegaan
wij dachten nu is Hij niet meer.
Maar ‘t is de Heer, ik zie het goed
ik weet het zeker ’t is de Heer
hoe dat kan weet ik niet, maar ’t is de Heer
zijn gebaren hoe Hij spreekt
alsof hij nooit is weggeweest
nooit meer alleen het is de Heer
Schriftlezing: Genesis 28: 10-18
Jakobs droom in Betel
10 Jakob verliet dus Berseba en ging op weg naar Charan. 11 Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. 12 Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhooggaan en afdalen. 13 Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. 14 Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. 15 Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’
16 Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ 17 Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ 18 De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten.
Zingen Lied 314: 1
Evangelielezing: Lucas 24: 13-35
Verschijningen; Jezus opgenomen in de hemel
13 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. 17 Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ 19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. 20 Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. 21 Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 25 Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 27 Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging met hen mee en bleef bij hen. 30 Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. 32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
Zingen Lied 314: 2
Verkondiging
Zingen Lied 642: 1,6,7,8
Kinderen komen terug uit de kindernevendienst
Dankgebed, voorbeden, stil gebed, Onze Vader
Collecte
Slotlied. 657: 1,4
Zending en zegen
Amen gezongen